WEST-VLAANDEREN

Gemeente STALHILLE

Bidprent voor twee slachtoffers van de ramp van Isenbüttel
 

 

 


Ligging: Privécollectie.

Opschriften

"DE INWONERS VAN
STALHILLE
BEWAREN EEN DANKBAAR AANDENKEN
AAN
[Twee namen, niet alfabetisch gerangschikt, met vermelding van echtgenote en geboorteplaats en -datum]
BEIDE JAMMERLIJK OMGEKOMEN TE ISSENBUTTEL
(DUITSLAND) DEN 23 JANUARI 1941

[Zie ook scan onderaan]"

Historisch achtergrond

Treinongeval met terugkerende Belgische krijgsgevangenen in Isenbüttel op 22 januari 1941

Op 20 januari vertrokken verschillende treinen uit Stablack (D.) met einddoel Antwerpen, in de wagons, Belgische krijgsgevangenen uit Stalag 1A. De Duitsers waren bezig met al de Vlaamse krijgsgevangenen te ontslaan uit hun kampen, de Franstalige bleven in gevangenschap en ook de Belgische officieren.

De repatriëring was al een paar dagen bezig en zou zeker nog verschillende dagen duren omdat deze treinen geen voorrang hadden op het normaal treinverkeer, veel stoppen en wachten tot de route vrij was.

Rond het middaguur vertrok één van deze treinen uit Stablack, de trein vervoerde een 1000 man verdeeld in 20 wagons. Op de 22e, rond zeven uur in de ochtend, was hij al ver voorbij Berlijn gekomen, waar hij stond te wachten bij het station van Isenbüttel , ongeveer 55 km voordat hij Hanover bereikte. Het was nog steeds donker, het sneeuwde af en toe en er was mist.

Op het moment dat de trein weer in beweging kwam beukte een goederentrein, geladen met honderden tonnen bieten, in de achterkant van de trein. De klop was buitengewoon gewelddadig, de vier achterste wagons, volgeladen met krijgsgevangen, waren totaal los.

Het ongeluk was te wijten aan een menselijke fout, een machinist had, verblind door de sneeuwval, een verkeerd signaal gegeven. Twee machinisten werden onmiddellijk gearresteerd maar werden waarschijnlijk na het onderzoek vrijgelaten.

Het waren de gevangenen zelf die hun kameraden begonnen te bevrijden uit het puin. Er waren drie Belgische artsen in de trein, maar ze hadden geen medische apparatuur en konden daarom weinig doen.

Toen, minder dan tien minuten na het ongeval, arriveerde de Duitse eerste hulp ter plaatse. De diensten van het Duitse Rode Kruis, ook van de Wehrmacht, gingen aan de slag met de hulp van Belgische gevangenen, vervolgens met de hulp van brandweerlieden en de Hitlerjeugd. Eenmaal met genoeg hulp werden de Belgische gevangenen vervolgens verwijderd, ze beweerden ook dat de gevangenen te opgewonden waren om goede prestaties te leveren. Alle inzittenden van de trein, ook die in de voorste wagons , waren zwaar door elkaar geschud en tegen de schotten of tegen elkaar gegooid. Daarom waren er ook heel veel lichte verwondingen.

De getuigen van dit ongeluk melden allemaal gruwelijke, vaak pijnlijke scènes in de laatste 4 wagons. Er waren zwaar en licht gewonden, verschillende doden maar merkwaardig genoeg ook een paar ongedeerd in dit verwrongen en verstrikt puin waaruit niemand levend naar buiten leek te komen.

De doden werden verzameld in een schuur op het station, terwijl de gewonden werden geëvacueerd naar een nabijgelegen gebouw en vandaar naar het ziekenhuis van Brunswick, ongeveer twintig kilometer verderop. Zodra de evacuatie van de doden en gewonden voltooid was, begonnen de Duitsers de sporen op te ruimen om de circulatie van de treinen te herstellen.

Een konvooi met wagons werd ter plaatse gebracht, het was bijna volledig samengesteld uit eersteklas Duitse voertuigen. De ongeveer 800 overlevenden en lichtgewonden werden overgeladen. Rond 14.00 uur vertrok dit konvooi richting Antwerpen. De overlevenden hadden ongeveer zeven uur doorgebracht op de plaats van het ongeluk (Bron [435].

Zie namen op het bidprent