FRANCE - FRANKRIJK

Ville de LE HAVRE (SEINE-MARITIME)
Stad LE HAVRE (SEINE-MARITIME)

Monument aux victimes belges de l'explosion de Graville-Sainte-Honorine
Grafmonument voor de Belgische slachtoffers van de ontploffing te Graville-Sainte-Honorine

! ! ! Ce monument n'existe plus ! ! !
! ! ! Dit gedenkteken bestaat niet meer ! ! !

 

 

 


Localisation - Ligging
: Ce monument se trouvait dans le cimetière Sainte-Marie de Le Havre. Dit gedenkteken bevond zich op de begraafplaats Sainte-Marie van Le Havre.

Description - Beschrijving:

Ce monument a été détruit par les bombardements alliés de la Seconde Guerre Mondiale et n'a pas été reconstruit. Ce monument commémorait les victimes belges de l'explosion de l'usine de munitions de Graville-Sainte-Honorine (quartier de Le Havre), le 11 décembre 1915.

Het monument werd in de Tweede Wereldoorlog vernietigd door geallieerde bombardementen en niet meer heropgebouwd. Dit grafmonument herdenkt de Belgische slachtoffers van de ontploffing van de munitiefabriek in Graville-Sainte-Honorine (wijk van Le Havre), op 11 december 1915.

Histoire - Geschiedenis

En octobre 1914, le gouvernement belge s'installe à Sainte-Adresse tandis qu'autour du Havre, sur les communes de Gonfreville l'Orcher et de Gainneville, l'armée belge établit une base arrière. Des soldats sont cantonnés dans un camp militaire en attente d'être envoyés au front, d'autres contribuent à l'effort de guerre en travaillant dans des usines d'armement. L'usine de pyrotechnie Bundy de Graville Sainte-Honorine (au Havre), qui fabrique des explosifs, cherche alors un site éloigné pour la partie la plus délicate de son activité: le remplissage des obus. Elle choisit l'Usine d'or de Gonfreville l'Orcher qui sera surnommée la Poudrière d'or. Le matin du 11 décembre 1915, les soldats belges de l'Usine d'or travaillent dans l'atelier de chargement des obus. Quand soudain, à 9h50, une violente explosion retentit... 108 soldats belges et un civil trouvent la mort dans cette catastrophe, dont la cause est certainement accidentelle. Dans les communes alentours, on recense 1.500 blessés et d'importants dégâts (Source [271]).

In oktober 1914 vestigt de Belgische regering zich in Sainte-Adresse, terwijl het Belgisch leger rond Le Havre, in de gemeenten Gonfreville l'Orcher et Gainneville, een achterhoede vestigt. De soldaten worden gelegerd in een militair kamp in afwachting om naar het front gestuurd te worden enerzijds, en anderzijds om bij te dragen aan de oorlogsinspanningen door te werken in de munitiefabriek. De pyrotechnische fabriek Bundy de Graville Sainte-Honorine (Le Havre), waar explosieven worden vervaardigd, zoekt een afgelegen site voor de uitvoering van de gevaarlijkste werkzaamheid: het vullen van obussen. Als locatie wordt de "Usine d’Or" van Gonfreville l'Orcher gekozen, bijgenaamd "la Poudrière d'or". In de morgen van 11 december 1915 werken de Belgische soldaten van de fabriek in de werkplaats waar de obussen worden gevuld. Om 9u50 weerklinkt plotseling een hevige explosie... 108 Belgische soldaten en een burger komen om bij deze ramp, waarvan de oorzaak wellicht te wijten is aan een ongeluk. In de omliggende gemeenten geraken 1.500 mensen gekwetst en de materiële schade is enorm (Bron [271], vertaling: Luc VANWAEYENBERGE).

--------------------------

In de morgen van zaterdag 11 december 1915 gebeurt het ondenkbare: het kruitmagazijn ontloft. De nachtploeg is net terug maar er zijn 105 mannen aan het werk. Om halftien ontploffen 320 ton kruit en munitie in één groot vuurwerk. Het hele complex, 24.000 vierkante meter groot, is vernield en is nog slecht één grote gapende krater van 10 meter diep. Overal liggen brokstukken van lichamen, puin van gebouwen en uitrusting. Tot in Honfleur, op de andere Seine-oever, sneuvelen ruiten. De knal is 100 m verder hoorbaar. Er zijn 105 doden en ca. 1.500 gewonden. (Bron [4])

Achiel VAN ACKERE:

"Op enige afstand van de fabriek had zich eens - ik geloof in 1915 - een grote ramp voorgedaan in een aldaar gelegen munitiefabriek die in de lucht gevlogen was. Van de soldaten die op dit ogenblik in de fabriek aan het werk waren, schoot geen levend wezen over. Van de gebouwen en het materiaal bleef slechts een put. Men vond geen enkel lijk terug. Alles was verpulverd. Uit het onderzoek bleek dat een officier op ongeveer 100m van de fabriek was voorbij gereden toen de ontploffing zich had voorgedaan. Men had nog een wiel van de auto, een gelaarsd been van de officier en verder noch van hem noch van de chauffeur enig spoor gevonden. De barakken waar de mannen sliepen, op twintig minuten gaans van de fabriek, werden thope geslagen als een kaartenhuis. In de barakken waren velen gekwetst. De soldaten lagen in hun eerste slaap toen het gebeurde. Verdwaasd van schrik vluchtten velen de baan op, sommigen in hun onderbroek. Uren in het ronde waren er gekwetsten. Kilometers vandaar was een kerk ten dele ingestort. Vele uurwerken in de streek waren stilgevallen en weinig ruiten waren gaaf gebleven. (Bron [4])

Informations complémentaires - Bijkomende informatie

Un nouveau monument à la mémoire des Belges morts dans cette explosion a été érigé à Gonfreville-l'Orcher, à proximité immédiate de l'endroit où se situait autrefois cette usine, et inauguré le 11 novembre 2015.

Een nieuw monument ter herdenking van de Belgen omgekomen door deze ontploffing werd opgericht in Gonfreville-l'Orcher, in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar de fabriek in die tijd was gevestigd. Dit monument werd ingehuldigd op 11 november 2015

Voir ci-dessous ainsi que les sources [267] et [271]. Zie onderaan en bronnen [267] en [271].

Reportage de la Télévision locale gonfrevillaise - Reportage van de lokale televisie.

Voir la liste des victimes de cette explosion - Zie namen van de slachtoffers van deze ontploffing

Il se pourrait que quelques noms manquent. Mogelijks ontbreken enkele namen..
 



Source - Bron: Site "Médecins de la Grande Guerre"

! ! ! Ce monument n'existe plus ! ! !
! ! ! Dit gedenkteken bestaat niet meer ! ! !




Source inconnue - Bron is onbekend
Document aimablement transmis par Christian et Jean-Marie ZIMMERMAN (Cercle d'histoire de Messancy)
Document gekregen van Christian en Jean-Marie ZIMMERMAN (Cercle d'histoire de Messancy)
 

 

Récit des événements


Les ateliers de fabrication de munitions belges situés tout près du Havre (Graville-Sainte-Honorine) subirent une terrible catastrophe. Le samedi 11 décembre 1915, une explosion formidable faisait trembler toute la ville du Havre. La secousse fut telle que, de l’autre côté de la Seine, à Honfleur, les vitres volaient en éclats. À Sainte-Adresse, pourtant protégée par la colline, on avait entendu les deux détonations. Aussitôt on y apprenait par téléphone que la poudrerie de la pyrotechnie avait sauté. Quelle consternation ! À tous les malheurs qui nous avaient frappés venait encore s’ajouter celui-là, comme si le destin, acharné contre nous, eût voulu que rien ne nous fût épargné ! L’accident s’était produit à 9h40'. À ce moment, les ouvriers du service de nuit venaient de quitter les baraquements. Il y restait cent et cinq travailleurs sous les ordres du commandant STEVENS et du sous-lieutenant JACQUEMIN. L’explosion avait été terrible. Pas un de ceux qui se trouvaient dans la poudrerie n’eut la vie sauve. À l’emplacement de l’usine, on ne voyait plus qu’un trou profond de dix mètres et des débris humains, horriblement déchiquetés, tout autour. Le pavillon dans lequel travaillait le commandant avait été soulevé par la force de l’air et projeté avec ses occupants à une cinquantaine de mètres. On retrouva le directeur, la poitrine défoncée, les membres à peu près arrachés du tronc. À plusieurs kilomètres de là, des toitures avaient été arrachées, des palissades renversées; on eût dit qu’un cyclone avait passé sur la contrée. Dans le préau du lycée du Havre, transformé en chapelle ardente, cent et un cercueils furent rangés devant l’autel, enveloppés dans les drapeaux tricolores des deux nations sœurs. Le 18, à 9 heures du matin, on les plaça sur des prolonges d’artillerie ornées de drapeaux et de feuillages. Puis après les paroles liturgiques et la bénédiction, les fourgons se dirigèrent en cortège funèbre et triomphal vers l’église Notre-Dame qu’ils entourèrent. La catastrophe de Graville-Sainte-Honorine, si douloureuse qu’elle fût, ne retarda en rien le ravitaillement de notre armée. Le lendemain, notre service des poudres se remettait à fonctionner et l’on étudiait le moyen de l’installer ailleurs, dans de meilleures conditions; les parties endommagées des autres ateliers étaient réparées sans que le travail eût dû être interrompu. Dans d’autres endroits, des hangars sortaient de terre et poussaient à vue d’œil. En quelques semaines des champs de friche se couvraient de cités industrielles. Le génie de la Belgique éprouvée se manifestait d’une façon qui inspirait l’admiration la plus grande à ceux qui en étaient les témoins éblouis. Un monument à la mémoire des victimes de l’explosion fut élevé dans le cimetière du Havre. On pouvait y lire les noms des 105 victimes. Peut-être ce monument existe-t-il encore ? (Source [16])






 

Emiel SOBRY sneuvelde bij deze ontplffing. Hier is het verhaal van zijn dood

 

In het gezin van Emiel SOBRY en Maria VANDENBUSSCHE heerste altijd een sfeer van bedrijvigheid. Alle kinderen konden zich thuis probleemloos nuttig maken, want vader was landbouwer en koopman. Zoon Joseph, de negende van twaalf, die op 25 maart 1892 geboren werd, groeide op in Adinkerke. Pas begin de jaren 1900 verlegde het gezin zijn activiteiten naar de hoeve De Posterie langs de weg Veurne - De Panne.

Toen Emiel op 21 november 1907 onverwacht op 60-jarige leeftijd kwam te sterven, was Joseph nog maar 15. Hij had er toen al drie jaar aan het Bisschoppelijk College Veurne op zitten. Maria wou niet dat de dood van haar man de studies van haar kinderen in de weg stond, dus werkte Joseph zijn collegeloopbaan af en werd ook zijn jongere broer Maurice leerling van het college in 1909. Ondertussen hield Maria zelf het landbouwbedrijf draaiende. Later werd ze koopvrouw van melk en boter. Toen zijn collegejaren erop zaten, hielp Joseph zijn moeder daar waarschijnlijk bij.

Begin juni 1915 nam Joseph SOBRY, net als zijn jongere broer Maurice, dienst in het leger. Of hij dit deed als vrijwilliger is niet duidelijk; op dat ogenblik was hij 23 jaar oud. Vóór 1913 moest slechts één zoon per gezin naar het leger. De broers SOBRY maakten dan ook deel uit van de "speciale lichting" van 1915. Joseph kwam niet in de gevechtseenheden terecht. Op 7 juli 1915 werd hij ingelijfd als milicien en in een Werkerscompagnie geplaatst. Enkele maanden later, op 19 oktober, werd hij "ouvrier" in de opslagplaats van de artillerie in Gonfreville l’Orcher (Graville), ver weg van het Belgische front en dus zogezegd "veilig". Joseph maakte deel uit van de eenheid CIAX ("Centre Instructif d’Auxiliaires") en kreeg het stamnummer 33678/(7347), 2de Compagnie D2T d’Ouvriers d’Artillerie.

Op zaterdag, 11 december 1915 ging Joseph SOBRY, een van de 130 arbeiders in de munitiefabriek van Graville, nietsvermoedend aan het werk. Vele arbeiders waren al blij dat ze de lijf-aan-lijfgevechten aan het front niet hoefden mee te maken en munitie konden sorteren voor de vrachtwagens die de aanvoer van wapens en munitie naar het front verzekerden. Toen echter gebeurde het ondenkbare: om 9.40u. vloog de fabriek, waar meer dan 300 ton poeder was opgeslagen, de lucht in.

De explosie was zo hevig dat men de aarde 90 kilometer verder voelde trillen. De echo duurde 30 seconden. In Yvetot (op 52 km van Graville) vielen zelfs slachtoffers door rondvliegende glasscherven. Alle 130 arbeiders kwamen in de explosie om. Ongetwijfeld lieten ook heel wat burgers er het leven. Arbeiders uit de omliggende bedrijven raakten zwaargewond door rondvliegende glasscherven. Burgers die de ontploffing hadden overleefd, durfden de gewonden niet te helpen, want velen vreesden voor een tweede ontploffing. In de straten heerste er totale chaos: mensen waren op zoek naar hun familieleden, ambulances en brandweerwagens reden zomaar in het rond en keken hulpeloos toe. Gelukkig kwam er geen tweede ontploffing, voornamelijk dankzij een aantal Belgische militairen die het laboratorium bij de fabriek blusten.

Dokters en apothekers verzorgden de gewonden die glasscherven tegen het hoofd of de arm kregen. Aangezien de meeste lichamen zo verminkt waren dat ze onmogelijk geïdentificeerd konden worden, werden ze in een massagraf geborgen. Joseph SOBRY’s lichaam werd nooit gevonden; men vond alleen zijn identificatieplaatje. De begrafenis vond plaats op 14 december om 11 uur in Le Havre. Vele slachtoffers werden op het kerkhof van Sainte-Marie begraven. Op vraag van de familie transporteerde men ook heel wat lichamen terug naar eigen land om ze daar een rustplaats te geven. Naar de precieze oorzaak van de ontploffing heeft men nog steeds het raden.

Op 14 juli 1921 richtte de Belgische regering een grafmonument op voor de slachtoffers van de ontploffing van de munitiefabriek in Graville. Marguerite SOBRY, Josephs zus, mocht op 1 juli 1923 de "Juweelen van de Zege en de Herinneringsmedaliën" ter ere van haar broer in ontvangst nemen. Een magere troost ? Vandaag vinden we Josephs naam op het gedenkteken op de collegemuur en op een koperen herinneringsplaatje in de Veurnse Sint-Walburgakerk.

Bron: Bischoppelijk College Veurne - Vierentwintig Gezichten van een Grote Oorlog